Navbar logo new
Pensioenen, niet klimaatbescherming zullen Duitse verkiezingscampagnes domineren
Calendar23 Jul 2021
Thema: Beleggen
Fondshuis: Flossbach

De sociale uitgaven zijn in Duitsland nu al op een historisch hoogtepunt. Het ontwerp van het nieuwe sociale verslag van de federale regering laat een "sociale uitkeringsratio" zien van 33,6 procent van het BBP in 2020, oftewel 2,8 procentpunten hoger dan in het crisisjaar 2009.

Dr bert flossbach
Dr Bert Flossbach

Dat betekent dat de regering recent meer dan een derde van de totale economische output, of ongeveer 1,2 biljoen euro, in sociale uitkeringen heeft gestoken, zegt Dr. Bert Flossbach, medeoprichter van Flossbach von Storch.

Een deel hiervan was natuurlijk ook het gevolg van bijzondere uitgaven in verband met de pandemie. Opmerkelijk is echter dat de plannen van de federale regering een sociale uitkeringsratio van 32 procent in 2025 laten zien, slechts iets lager dan in het crisisjaar 2020 (ter vergelijking: na de hereniging bedroeg de ratio nog 25 procent).

De stijgende uitgaven voor pensioenen en ziektekostenverzekering zijn de voornaamste reden voor de opwaartse trend in de sociale begrotingen. Dit is een weerspiegeling van de demografische verandering die plaatsvindt nu babyboomers, geboren tussen 1955 en 1969, langzaam met pensioen gaan en sociale uitkeringen beginnen te ontvangen in plaats van aan het stelsel bij te dragen.

Er is geen gemakkelijke oplossing voor dit probleem. Het zou voor politici praktisch onmogelijk zijn de uitkeringen te verlagen of de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen. De enige mogelijkheden die overblijven zijn verhoging van de sociale premies, door de werkgever gefinancierde uitkeringen en/of grotere overheidssubsidies.

Dit laatste geldt ook voor de pensioenen van ambtenaren, die volledig uit belastinginkomsten worden gefinancierd. Volgens onze berekeningen waren er in 1965 in de voormalige Bondsrepubliek Duitsland 5,5 premiebetalers per gepensioneerde. In 1992, kort na de hereniging, waren dat 2,7 premiebetalers en in 2005 nog slechts 2,1 premiebetalers per gepensioneerde.

Vervolgens bleef de verhouding tot 2019 min of meer constant als gevolg van een grote toename van het aantal premiebetalende werknemers. Dit was het gevolg van een ideale combinatie van sterke economische groei, dalende werkloosheid, een grote toename van het percentage werkende vrouwen en een groot deel van de (nog) werkende babyboomers.

De verhouding tussen premiebetalers en gepensioneerden zal in de toekomst echter aanzienlijk dalen. De afhankelijkheidsratio van ouderen, of het aantal mensen van 65 jaar en ouder ten opzichte van de bevolking in de werkende leeftijd (20 tot 64 jaar), is een goede indicator voor de toekomstige ontwikkeling. In 2000 waren er 27 mensen van 65 jaar en ouder voor elke 100 mensen in de werkende leeftijd. In 2015 was dat aantal al gestegen tot 35. Tegen het begin van de jaren 2030 zullen het er meer dan 50 zijn. Dat betekent dat er voor elke gepensioneerde twee mensen in de werkende leeftijd zullen zijn, en lang niet alle mensen in de werkende leeftijd hebben daadwerkelijk een baan.

De opneming van zelfstandigen en ambtenaren in het wettelijke pensioenverzekeringsstelsel zou evenmin een massale herverdeling helpen voorkomen die de jongeren overbelast of de gepensioneerden verarmt, aangezien dit zou leiden tot nieuwe overheidsuitkeringen of hogere personeelskosten.

Als de pensioenuitkeringen niet worden verlaagd en de premies niet fors worden verhoogd, zullen de recente federale subsidies van 101,8 miljard euro aanzienlijk moeten stijgen. In een begin mei gepubliceerd verslag van het College van academische adviseurs van het Duitse federale ministerie van Economische Zaken en Energie wordt geconcludeerd dat tegen 2045 extra federale pensioensubsidies ten belope van 23% van de totale begroting nodig zouden zijn indien de pensioenuitkeringen en de bijdragepercentages ongewijzigd blijven.

Dit zou betekenen dat ongeveer de helft van de begroting naar pensioenen zou gaan, wat neerkomt op een pensioensubsidie van 185 miljard euro in prijzen van vandaag. Gezien deze achtergrondinformatie lijkt het idee dat de regering erin zou slagen haar begrotingen in evenwicht te houden, absurd.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat vrijwel alle partijen in de verkiezingscampagne dit onderwerp mijden als de pest. Wie twijfelt aan het vermogen van een omslagfinanciering om de pensioenen veilig te stellen, zal bij de steeds belangrijker wordende groep oudere kiezers geen punten kunnen scoren. Pensioenen kunnen bij de verkiezingen over vier jaar echter nog belangrijker worden dan klimaatbescherming en zullen waarschijnlijk de verkiezingscampagne in 2029 domineren.

De tijd dringt, want het omslagpunt voor de pensioenen is nabij. Intergenerationeel rechtvaardige pensioenen zullen niet langer mogelijk zijn tenzij de kapitaalgedekte pensioenen, ongeacht of zij door bedrijven, particulieren of de overheid worden gefinancierd, spoedig worden versterkt. De nadruk moet worden gelegd op productieve beleggingen met een hoog rendement, zoals aandelen, aangezien rentedragende waardepapieren of levensverzekeringen met garanties geen oplossing zijn wegens hun gebrek aan potentieel rendement.

Wie niet wil wachten tot de overheid iets doet, moet nu al beginnen met beleggen in een goed gespreide aandelenportefeuille, hetzij door regelmatige stortingen, hetzij door kapitaal uit rentedragende beleggingen te halen. De overheid zou dit moeten stimuleren, bijvoorbeeld door subsidies voor mensen met een laag inkomen en ruimere fiscale aftrekmogelijkheden voor langetermijnbeleggingen.

Tegelijkertijd moet echter meer bekendheid worden gegeven aan particuliere pensioenen en de langetermijnvoordelen van beleggen in productief kapitaal. Misschien kan een nieuwe beweging, Stocks for Future, dit mogelijk maken.