
Alexis Bienvenu, Beheerder, La Financière de l’Échiquier.
Nu de wereldwijde aandelenmarkten bijna dagelijks nieuwe records vestigen en enkele tot de verbeelding sprekende namen duizelingwekkend snel de hoogte inschieten, zoals NVIDIA (+1411% op drie jaar in Amerikaanse dollar, of 147% per jaar [1]), rijst onvermijdelijk de moeder aller beursvragen: zitten we in een zeepbel, in het bijzonder op de Amerikaanse markt? Of nuchterder bekeken: zijn aandelen vandaag overdreven duur?
Het antwoord op die vraag is "Ja, maar niet zonder reden". "Ja", want gemeten naar de verhouding tussen de koersen en de verwachte winst over het komende jaar, noteert de S&P 500 vandaag tegen circa 22 maal de winst volgens de Bloomberg-consensus, veel duurder dan het langetermijngemiddelde van om en bij de 16 maal. Die hoge waardering is wel voor een flink deel op het conto van de grootste uitblinkers op de Amerikaanse markt te schrijven. De zogeheten 'Magnificent 7' [2] worden gemiddeld verhandeld tegen 37 keer de winst. Bij NVIDIA ligt die ratio zelfs op 48. Zij kunnen echter ook een uitzonderlijk sterke winstgroei en schitterende vooruitzichten voorleggen, die een hoge waardering kunnen verantwoorden.
Een andere manier om in te schatten of het opportuun is om in aandelen te beleggen, is de 'risicopremie op aandelen'. Daarmee wordt het verwachte verschil in rendement tussen aandelen en staatsobligaties bedoeld. Die premie is vandaag vrijwel gelijk aan nul! Want naast het feit dat aandelen duur zijn, bieden Amerikaanse staatsobligaties een verdienstelijk nominaal rendement van 3,60% op 1 jaar [3].
In Europa is de situatie heel anders. Aandelen zijn hier weliswaar wat duurder dan gemiddeld op lange termijn — circa 15 maal de verwachte winst per aandeel voor de Euro Stoxx 50, tegen een gemiddelde van ongeveer 13 — maar niet extreem veel duurder.
Even belangrijk is echter het tweede deel van het antwoord: "niet zonder reden". Het regent namelijk – voor wat de beurzen betreft althans – goed nieuws vanuit de Verenigde Staten. De Bloomberg-consensus van de verwachte bbp-groei in 2025 en 2026 wordt sinds de zomer voortdurend naar boven bijgesteld. Hij bedraagt nu al om en bij de 1,8%, grotendeels dankzij de technologiesector. Ook de klassieke indicatoren van het ondernemersvertrouwen in de industrie wijzen op expansie, behalve de ISM-index voor de verwerkende industrie. De index van het vertrouwen bij kleine en middelgrote ondernemingen staat met meer dan 100 eveneens op een hoog niveau. Daar komt nog bij dat olie, met een gemiddelde van ongeveer 65 dollar per vat het afgelopen jaar, heel redelijk geprijsd is. Exportbedrijven krijgen bovendien steun van de verzwakkende dollar. Tot slot houdt de consumptie ondanks de stijgende prijzen door de invoerheffingen globaal genomen goed stand, behalve de lage-inkomensgroepen.
In dat zonovergoten landschap vallen niettemin twee schaduwvlekken op. De eerste is de werkgelegenheid, die veel minder sterk toeneemt en hier en daar zelfs krimpt. De tweede is de vastgoedsector, die nog steeds op apegapen ligt, vooral door de bijzonder hoge hypotheekrente. Op de arbeidsmarkt is echter iets bijzonders aan de hand. Er komen inderdaad weinig banen bij en in sommige sectoren daalt de werkgelegenheid zelfs. Maar ook de vraag naar werk is laag. Het werkloosheidspercentage neemt daardoor slechts mondjesmaat toe en ligt met 4,3% op een zeer gematigd niveau [4]. En doordat de Federal Reserve onlangs de rente heeft verlaagd, zal wellicht ook de vastgoedmarkt weer wat aantrekken.
De vraag of de waardering van de markt op een zeepbel wijst, valt dus niet zo eenvoudig en snel te beantwoorden. Een korte blik op de gangbaarste maatstaven leert ons echter dat aandelen inderdaad duur zijn, maar dat daar goede redenen voor zijn. Zo bekeken lijkt die hoge waardering dan ook niet al te zorgwekkend, zolang de economie op haar huidige elan doorgaat.
[1] Gegevens van 2 oktober 2025.
[2] De 'Magnificent 7': Alphabet, Amazon, Apple, Meta, Microsoft, Nvidia, Tesla.
[3] Gegevens van 3 oktober 2025.
[4] Gegevens van augustus 2025.