Navbar logo new
Peter De Coensel, CEO DPAM: Ondubbelzinnige toekomst
Calendar18 Feb 2022
Thema: Macro
Fondshuis: DPAM

Marktcorrecties vinden tegenwoordig razendsnel plaats. De afgelopen week was daar een goed voorbeeld van. Op donderdag 10 februari zorgden de Amerikaanse algemene en kernconsumentenprijsindex met een inflatie van respectievelijk 7,5 % en 6,00 % j-o-j voor een positieve verrassing: de rente op Amerikaans schatkistpapier met een looptijd van twee jaar steeg met 30 bp intraday van 1,33 % tot 1,63 %.

De geopolitieke onzekerheid, vermindering van shortposities en actieve herpositionering brachten de tweejaarsrente terug tot 1,50 % aan het eind van een opmerkelijke week met hoge volatiliteit. Het positieve van dergelijke momenten van hoge volatiliteit is dat ze de onzekerheid doen afnemen. De onzekerheid neemt af naarmate de weg vooruit duidelijk wordt. De vorm en intensiteit van de renteverhogingscycli van centrale banken in ontwikkelde markten worden immers geleidelijk zichtbaar. Monetaire reacties werden transparant.
Peter de coensel
Peter De Coensel

De renteverhogingscyclus van de Amerikaanse FED, de BoE en de RBNZ (Nieuw-Zeeland) zal zich voornamelijk uitstrekken over 2022, met enkele bijkomende renteverhogingen in de eerste helft van 2023. Interessant is dat marktdeelnemers de eerste verlagingen van de beleidsrente van de BoE in 2024 en 2025 zijn gaan inprijzen. Hetzelfde geldt voor de FED, zij het in mindere mate. De ECB is klaar voor een renteverhoging in het vierde kwartaal van 2022 en zal de rente in 2023 gestaag optrekken. Verwacht wordt dat de beleidsrente uiteindelijk zal stijgen tot ongeveer 2,00 % in de VS en het VK. Voor de ECB gaat de markt uit van 0,75 % tot 1,00 %.

Dat de markten beleidsrenteverlagingen door de centrale banken van ontwikkelde markten (BoE) en opkomende markten (Tsjechië) zijn beginnen in te prijzen, wijst op bezorgdheid over de late conjunctuurcyclus. We zien deze bezorgdheid in de hele eurozone. De indicatoren voor de Duitse industriële productie en handelsbalans vallen tegen, het Amerikaanse consumentenvertrouwen keldert en de kwartaalcijfers voor het Britse bbp stellen teleur en weerspiegelen de problemen met de Duitse handelsbalans en industrie. De bezorgdheid over het monetaire beleid zal plaatsmaken voor discussies en onzekerheid over 'fiscal drag' (waarbij de inflatie ertoe leidt dat belastingbetalers in hogere belastingschijven belanden) en de tegenwind van de consumentenvraag.

De bovengemiddelde inflatiedruk in de komende paar jaar, die vooral het gevolg is van de stijgende energie-, goederen- en woningprijzen, zal op middellange termijn wegen op het reële beschikbare inkomen. Dat gegeven en het feit dat er minder begrotingsstabilisatoren zijn, zal de groei naar verwachting doen vertragen tot potentiële niveaus.

Bovenstaande tendens zet de duidelijke verschillen tussen vandaag en de jaren zeventig of begin jaren tachtig in de verf. Destijds raakten de inflatieverwachtingen op drift als gevolg van aanhoudende aanbodschokken, een ondoordachte verruiming van het begrotingsbeleid en een grillig monetair beleid. Vandaag zijn de inflatieverwachtingen van bedrijven, consumenten en de markt op lange termijn nog steeds goed verankerd. De recentste verwachting van de University of Michigan voor de inflatie op 5 tot 10 jaar, bedraagt 3,1 %, terwijl dat in de jaren zeventig meer dan 6 % was.

Het is duidelijk dat bedrijven het moeilijk hebben om de gestegen loonkosten door te berekenen, terwijl hun kosten voor het in dienst houden en werven van personeel stijgen in hun streven naar een stabiele talentpool. Vaak slikken bedrijven in sterk concurrerende markten de hogere loonkosten, waardoor hun marges krimpen, in plaats van het risico te nemen deze door te berekenen aan de consument of klant aan wie ze diensten leveren. Wat de samenstelling van de uitgaven aan consumptiegoederen en de knelpunten in de toeleveringsketens betreft, wordt een terugkeer naar de situatie van vóór de pandemie verwacht. Het volgende belangrijke nieuws wordt de bekendmaking van de Amerikaanse kern-PCE-index (Personal Consumption Expenditure) op 24 februari. In januari liet de belangrijkste inflatie-indicator voor de FED een nieuw record optekenen (4,9 %).

De schattingen voor eind 2022 lopen uiteen van 3,00 % tot 3,5 % en zijn in lijn met de marktgebaseerde inflatieverwachtingen voor de korte, middellange en lange termijn.

De marktgebaseerde inflatieverwachtingen, die tot uiting komen in de break-evenrente (het verschil tussen de nominale en reële rente van Amerikaans schatkistpapier), wijzen op een solide verankering. De curve van de break-evenrente is het afgelopen jaar omgebogen, wat wijst op een normalisering van de inflatie in de loop van de tijd. Dat is een sterk signaal. Terwijl de verwachte inflatie op twee en drie jaar gemiddeld nog steeds 3,53 % respectievelijk 3,18 % was, bedroeg de verwachte inflatie op 30 jaar 2,19 % op het einde van de werkdag op 11 februari.

De verwachte inflatie op 10 jaar stond op 2,46 %. Een dergelijke verwachte inflatie op lange termijn is een teken dat de FED slaagt in haar doel om de inflatie stabiel te houden op ongeveer 2,00 %.

Het bovenstaande kan als een verrassing komen, aangezien de financiële markten sinds begin 2022 zwaar verstoord zijn. Soms moeten beleggers deze neerwaartse bewegingen echter omarmen. Langetermijnbeleggers zouden een terugval in specifieke aandelen- en vastrentende sectoren moeten zien als een welkome kans voor langetermijnbeleggers om zich te herpositioneren en zich te oriënteren op sectoren die in het verleden te weinig liefde en aandacht (en gewicht) hebben gekregen. De verwachte rendementen van obligatiesectoren en bepaalde aandelensectoren zijn de afgelopen zes weken snel gestegen.

Aandelen zijn de geprefereerde beleggingscategorie met een lange duration. De huidige correctie moet dus niet leiden tot paniek, maar tot een moment van bezinning. Als de correctie geen afbreuk doet aan uw vermogen om doelstellingen op langere termijn te bereiken, is alles in orde. Als dat wel het geval is, zit u met een te grote allocatie.

De gemediatiseerde maatstaf van negatief rentende obligaties als percentage van het totaal is gedaald tot ongeveer 6 %! Vlak voor Kerstmis 2021 bedroeg deze maatstaf nog meer dan 20 %. Er is onmiskenbaar een dosis waarde teruggekeerd op de wereldwijde vastrentende markten.

De huidige dalingen in vastrentende sectoren wijzen op hersteltijden van 6 tot 18 maanden, op voorwaarde dat de rente en kredietspreads zich stabiliseren rond de huidige niveaus. Dergelijke uitspraken zijn ook ondubbelzinnig, omdat bij alle obligatiebeleggingen de toekomstige rendementen meestal ingebakken zijn. Het basisscenario gaat uit van minder volatiliteit op de financiële markten.