Los van de Amerikaanse dollar was het derde kwartaal voor bijna elke beleggingscategorie een drama. Toch ziet Kristina Hooper, hoofdstrateeg bij Invesco, ook zes positieve signalen voor de beurzen.
Slecht beurssentiment is goed teken
Op 21 september bleek uit de wekelijkse rondvraag van de AAII (American Association of Individual Investors) onder haar leden dat ruim 60% verwacht dat de Amerikaanse beurs er over zes maanden slechter voor zal staan. Dat was het hoogste niveau sinds de peiling van 5 maart 2009 die toen uitkwam op 70,3%. Op 28 september behaalde het bearish sentiment zelfs opnieuw een cijfer boven de 60%. Het was de eerste keer sinds het begin van de enquête in 1987 dat er twee weken op rij een bearish sentiment van boven de 60% werd genoteerd. Waarom is dit positief? In het verleden behaalde de S&P 500 Index bovengemiddelde rendementen in de eerste zes maanden na dergelijke hoge vaststellingen van slecht beurssentiment.
Geen omgekeerde rentecurve (tussen driemaands- en tienjaarsobligaties)
De curve tussen de driemaandsrente en de tienjaarsrente voor Amerikaanse Treasuries, die beschouwd wordt als een even nauwkeurige voorspeller van recessies als de curve tussen de tweejaarsrente en de tienjaarsrente, is nog niet omgebogen. Hij is sinds medio september zelfs licht gestegen. Dit betekent dat een Amerikaanse recessie niet noodzakelijk een voldongen feit is. Zelfs als we in een brede recessie terechtkomen, kan die relatief ondiep blijven.
High yield spreads baren geen zorgen
De high yield spreads blijven relatief goed op peil. De ICE Bank of America US High Yield Index Option-Adjusted Spread kruipt weliswaar omhoog, maar ligt nog steeds ruim onder de piek eerder dit jaar. Dat geldt ook voor de ICE Bank of America Euro High Yield Index Option-Adjusted Spread, en dit ondanks de aanzienlijke economische tegenwind waar Europa mee kampt.
Inflatieverwachtingen nemen af
In sommige sectoren is de inflatiedruk wat afgenomen, blijkt uit de New York Fed Global Supply Chain Pressure Index. Ook de inflatieverwachtingen nemen af: uit de University of Michigan Survey of Consumers blijkt dat de inflatieverwachtingen van Amerikaanse consumenten voor de komende vijf jaar zijn gedaald tot 2,7% (het laagste peil sinds juli 2021) en voor het komende jaar tot 4,7%. Dat kan de Fed doen beslissen om minder agressief te verkrappen, wat waarschijnlijk weer helpt om de rally van de Amerikaanse dollar te matigen en een deel van de wereldwijde druk te verlichten.
Slecht nieuws is soms goed nieuws
De groeiprognoses worden alsmaar naar beneden bijgesteld. Zo heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) bekendgemaakt dat de economie van de eurozone in 2023 met slechts 0,3% zal groeien, terwijl Duitsland naar verwachting met 0,7% zal krimpen. Met name de inkoopmanagersindex voor de verwerkende industrie (die kan worden beschouwd als de ‘kanarie in de kolenmijn’ omdat de indicator een beeld geeft van wat komen gaat) daalde van 51,3 in augustus naar 47,1 in september - ruim in het krimpgebied. De centrale banken proberen de vraag af te koelen omdat het voor hen de enige manier is waarop ze de inflatiedruk aantoonbaar kunnen beheersen.
Overheden grijpen in
Of ze het nu willen toegeven of niet, regeringen en centrale banken blijven ingrijpen als het nodig is; ze reageren zelfs preventief om grote crises te voorkomen. De pandemie is een goed voorbeeld, maar ook de afgelopen weken is het Japanse ministerie van Financiën tussenbeide gekomen om de yen te ondersteunen en heeft de Bank of England haar kwantitatieve verstrakking tijdelijk gestaakt om gilts te kopen en de torenhoge rentes te verlagen. Wat we de afgelopen jaren hebben geleerd, is dat bij een ernstige crisis het herstel van de financiële stabiliteit waarschijnlijk belangrijker is dan de andere doelstellingen van centrale banken, zoals het beheersen van de inflatie. De belofte van de Bank of England om obligaties te kopen op ‘elke schaal die nodig is’ doet denken aan de belofte van de voormalige president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi ongeveer tien jaar geleden, die toen zei ‘alles te doen wat nodig is’ om de euro te redden.
Een extra factor voor het vierde kwartaal
Je kan hardmaken dat centrale banken ook dit jaar de belangrijkste motor van de markten zijn geweest. Nu we het vierde kwartaal ingaan, dient een extra aanjager voor de aandelenmarkt zich aan: de bedrijfswinsten. Het resultatenseizoen zal waarschijnlijk niet geweldig zijn, maar de werkelijke vraag is hoeveel van dat slechte nieuws er al is ingeprijsd.
Sinds juni hebben analisten hun ramingen voor de winsten voor het derde kwartaal al aanzienlijk verlaagd. De geschatte winstgroei voor het derde kwartaal is nu slechts 2,9% (tegen 9,8% op 30 juni). Als dit uitkomt, is dat de laagste winstgroei sinds het derde kwartaal van 2020.
De S&P 500-bedrijven zelf hebben meer positieve winstverwachtingen uitgestuurd voor het derde kwartaal dan voor de afgelopen twee kwartalen, maar die zullen waarschijnlijk tegenvallen ten opzichte van de huidige verwachtingen.
Belangrijker is echter de forward guidance en hoe het vierde kwartaal zich ontwikkelt. Met andere woorden: ook de komende weken zitten we weer aan ons scherm gekluisterd om te zien welke bedrijfsresultaten binnenkomen, wat de centrale banken beslissen en wat uit de speeches van hun bestuurders valt af te leiden. Ondertussen proberen we verder op te maken hoeveel schade de hoge inflatie en de stijgende rente hebben aangericht, en wat we mogen verwachten voor het vierde kwartaal.