Alexandre Drabowicz, Global Chief Investment Officer
![]() Alexandre Drabowicz |
Een gematigde ‘hawkish’ renteverlaging
Zoals algemeen verwacht heeft de Federal Reserve (Fed) de rente voor de derde keer op rij verlaagd, waardoor de Fed Funds-rente uitkomt op 3,5–3,75%. Wij beschouwen dit als een “gematigde hawkish renteverlaging”: de Fed hield vast aan een voorzichtige toon, die minder hawkish was dan sommige partijen in de markt hadden gevreesd.
Onze belangrijkste conclusies uit de vergadering zijn:
Toenemende verdeeldheid: Het aantal dissidente stemmen lag op het hoogste niveau sinds 2019, al had de uitkomst nog sterker verdeeld kunnen zijn. Grote spreiding in renteverwachtingen: De dot plot voor 2026 toont een spreiding van 200 basispunten tussen de FOMC-leden. Dat wijst op aanzienlijke onzekerheid en polarisatie over het evenwicht tussen steun aan de arbeidsmarkt en inflatiebeheersing. Opvallend: één lid verwacht zes renteverlagingen van telkens 25 basispunten, terwijl drie anderen tegen eind 2026 hogere rentes verwachten.
Hoge drempel voor verdere renteverlagingen: Fed-voorzitter Powell benadrukte dat bijkomende data nodig zijn – vooral over de arbeidsmarkt – alvorens extra verlagingen te overwegen. De frequente verwijzing naar het begrip ‘neutraal’ (een twaalftal keer) onderstreept die voorzichtige houding, zeker gezien recente vertragingen in de datastromen na de shutdown van de overheid.
Conclusie: nog één renteverlaging onder Jerome Powell – en wat dan?
Slechts één extra renteverlaging in 2026: FOMC-leden verwachten nog één bijkomende renteverlaging in 2026, wat aansluit bij onze visie van een geleidelijke normalisatie. De markt rekent momenteel op twee verlagingen, tegenover bijna drie enkele weken geleden. Pas op voor overdreven versoepelingsverwachtingen: wij waarschuwen consequent tegen verwachtingen van agressieve monetaire versoepeling, gezien de veerkracht van zowel de Amerikaanse economie als de arbeidsmarkt.
De politiek kan de kaarten herschudden: speculatie over de volgende Fed-voorzitter – zeker indien die meer te vinden zou zijn voor een meer dovish beleid – kan de marktverwachtingen en het beleid beïnvloeden. Politieke overwegingen zouden kunnen leiden tot extra renteverlagingen, met een steilere rentecurve en een zwakkere dollar tot gevolg. Daarom blijven wij voorzichtig wat betreft duratie en dollarblootstelling. Onze positie blijft datagedreven: onze visie kan worden herbekeken zodra nieuwe inflatie- en arbeidsmarktgegevens beschikbaar zijn.
Balansbeheer versus kwantitatieve versoepeling
De Fed kondigde aan opnieuw Amerikaanse staatsobligaties aan te kopen in het kader van balansbeheer, te beginnen met 40 miljard dollar aan Treasury Bills, minstens tot april – amper twaalf dagen na het einde van kwantitatieve verkrapping (quantitative tightening). Hoewel de Fed deze beslissing expliciet onderscheidt van kwantitatieve versoepeling (quantitative easing, QE), suggereert de marktreactie iets anders: een zwakkere dollar en hogere goudprijzen. Of, zoals het in de markt klinkt: “It looks like QE, it smells like QE, it must be QE.” Los van de semantiek verhoogt deze stap duidelijk de liquiditeit.
De onafhankelijkheid van de Fed blijft op middellange termijn behouden
Wij denken niet dat de onafhankelijkheid van de Fed op middellange termijn in gevaar is. Op korte termijn kunnen markten wel voorzichtig blijven tot de beleidskoers van een eventuele nieuwe voorzitter duidelijk is. Wij blijven ervan overtuigd dat het bredere FOMC zijn mandaat zal blijven verdedigen, ongeacht wijzigingen aan de top. Historisch gezien zijn Fed-voorzitters zich sterk bewust van hun nalatenschap en van de risico’s van beleidsfouten – zeker in een context van hoge en oplopende begrotingstekorten.
Tot slot: het ‘sociale’ mandaat van de Fed
Het dubbele mandaat van de Fed — maximale werkgelegenheid creëren en prijsstabiliteit waarborgen — blijft een bron van interne discussies. De vraag of verdere renteverlagingen nodig zijn, hangt steeds vaker af van het persoonlijke economische perspectief: hogere-inkomensgroepen voelen minder urgentie, terwijl lagere-inkomensgroepen er mogelijk meer rechtstreeks baat bij hebben. Hoewel sociale ongelijkheid geen expliciet onderdeel is van het mandaat, verwachten wij dat dit thema in de toekomst een prominentere rol zal spelen in het beleidsdebat van de Fed.



