De uitgifte van groene, sociale en duurzame obligaties koerst dit jaar af op een record van $650 mrd. Saida Eggerstedt, Head of Sustainable Credit bij Schroders, onderzoekt het gevaar van “greenwashing”.
![]() Saida Eggenstedt |
Maar hoewel groene obligaties duidelijk 'in' zijn, is er minder eensgezindheid over de normen en definities voor deze categorie (zie hierna). Saida: "De groei wordt aangewakkerd door het post-coronaherstel, doordat overheden overal ter wereld hun best doen om de economie te stimuleren, banen te creëren én ambitieuze milieudoelstellingen te realiseren. Hierop wordt gretig ingesprongen door institutionele beleggers die hun eigen ESG-doelen willen halen en rendement zoeken in een obligatiemarkt die amper iets opbrengt."
Maar nu duurzame obligaties steeds gangbaarder worden, is een waarschuwing op zijn plaats: "De vrees bestaat dat de selectiecriteria of de duurzaamheidsdoelen van emittenten niet zo streng of hoog zijn als zou kunnen, waardoor het verwijt van “greenwashing” op de loer ligt."
Wat zijn groene, sociale en duurzame obligaties?
Zijn er wereldwijde standaards?
"Het ontbreken van universele normen is een van de grootste struikelblokken," aldus Saida. Brancheorganisatie The International Capital Markets Association heeft principes voor groene en duurzame obligaties opgesteld, maar dit zijn vrijwillige richtlijnen voor de besteding van het geld en de informatieverstrekking aan beleggers.
Tegelijkertijd heeft het Climate Bonds Initiative, een internationale non-profit organisatie, zijn eigen criteria en beschrijft die als een 'FairTrade-achtig labelingsysteem voor obligaties'.
De Task Force on Climate-Related Financial Disclosures helpt om klimaatgerelateerde financiële rapportage te standaardiseren, wat de duidelijkheid rond groene obligaties moet verbeteren. Saida: "Het punt is dat veel bedrijven niet aan een van de grote beurzen genoteerd zijn. Soms zijn dit kleinere bedrijven, die betrokken obligatiehouders nodig hebben om hun transparantie en verslaglegging te verbeteren. Ik denk dat obligatiehouders een belangrijke rol te vervullen hebben, soms samen met hun aandelencollega's."
Sommige regio's zijn duidelijk verder gevorderd met duurzaam beleggen dan anderen, maar het is geen eenduidig beeld, volgens Saida. "Europa loopt voorop, en de VS en Azië hebben de vaart er goed in. Dat is belangrijk om de wereldwijde duurzaamheidsdoelen te halen. Zelf ben ik positief verrast door emittenten uit opkomende markten. Een Braziliaans bedrijf gaf onlangs obligaties uit die gekoppeld zijn aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN; ze zijn zeer vooruitstrevend en kijken zelfs naar kwesties zoals het geestelijk welzijn van werknemers."
Vragen stellen, resultaten volgen
Het is zaak dat beleggers en vermogensbeheerders de duurzaamheidsclaims en -doelen van emittenten onderzoeken en de resultaten bewaken. De eerste groene obligatie in de olie- en gassector werd in mei 2017 uitgegeven door Repsol en bracht 500 miljoen euro op. De Spaanse oliegigant beweerde dat de lening zou helpen om zijn CO2-emissie in drie jaar met 1,2 miljoen ton te verminderen. In werkelijkheid werd het geld gebruikt om de bestaande olieraffinaderijen te moderniseren en efficiënter te maken. Saida: "Het voorbeeld van Repsol illustreert hoe belangrijk het is dat we vragen stellen over valide doelen of kritieke prestatie-indicatoren. Een andere kwestie is het toezicht op de besteding van het geld."
"Beleggers moeten grondig onderzoek doen en geen genoegen nemen met de belofte dat de opbrengst van een groene of andere ESG-obligatie alleen voor passende projecten zal worden gebruikt. De vrees bestaat zelfs dat sommige bedrijven de gelegenheid zullen aangrijpen om alvast goedkopere financiering binnen te halen en er daarna geschikte projecten bij te vinden. Het is dan ook duidelijk dat elke uitgifte apart moet worden beoordeeld."