Welke bedrijven hebben de lange termijntransitie naar een duurzame toekomst ingezet, en welke niet?
door Ophélie Mortier, Responsible Investment Strategist bij DPAM
![]() Ophélie Mortier |
In deze context van lage rentevoeten, een mogelijk licht aantrekkende inflatie en de noodzaak van een economische transformatie, vragen we ons af hoe duurzame beleggingen hier een plaats kunnen hebben?
De integratie van ESG-factoren heeft haar toegevoegde waarde bewezen in de crisis van 2008-2009, wat vooral een corporate governance-crisis was. Tijdens de coronacrisis en de daaruit voortvloeiende lockdown bleek dit opnieuw een goed recept. Het heeft duidelijk gemaakt waarom het zo belangrijk is de potentiële impact van alle stakeholders te beoordelen bij het maken van beleggingskeuzes op elk niveau: economisch, monetair, ecologisch, sociaal en bestuurlijk.
Deze dimensies zijn allemaal onderling verbonden en er is geen reden om aan te nemen dat dit de komende maanden of jaren zal veranderen. Die onderlinge verbondenheid is in de loop der jaren nog gegroeid door de mondialisering en de technologische disruptie. Het gaat om een structurele trend, die wordt waargenomen door beleggers, economische actoren, consumenten en regelgevers.
Er is dringend behoefte aan een grondige transformatie, niet alleen in termen van middelenbeheer, ook in termen van menselijk kapitaal, waarbij innovatie een belangrijke rol speelt in de totstandbrenging van een evenwichtig ecosysteem.
Wat het milieu betreft, hebben belangrijke economieën zoals China, de VS, de EU en Japan zich verbonden tot ambitieuze klimaatprogramma's die erop gericht zijn tegen 2050/2060 koolstofneutraliteit te bereiken. Die impact blijft niet langer beperkt tot sectoren als energie, nutsvoorzieningen en materialen, maar raakt nu alle sectoren.
De omschakeling naar een koolstofarme economie houdt zowel materiële risico's als kansen in voor alle economische actoren. Naast de enorme klimaatuitdaging mogen we ook de sociale dimensie niet uit het oog verliezen. De combinatie van gezondheidsproblemen en economische schokgolven als gevolg van de coronacrisis doet belangrijke vragen rijzen over het delicate evenwicht tussen prioriteiten die van cruciaal belang zijn voor de heropleving op korte termijn en prioriteiten die van cruciaal belang zijn voor de transformatie op langere termijn voor een duurzame toekomst.
Wie dit nog niet heeft geïntegreerd, zal op korte termijn waarschijnlijk niet overleven. Dat is net het doel van duurzame beleggingen: een onderscheid maken tussen wie wel en wie niet aan de transitie is begonnen.
De EU heeft duidelijk de toon gezet op het gebied van duurzame beleggingen en haar bereidheid laten zien om zich op dit gebied als leider op te werpen. In 2016 nam de Unie het voortouw met haar actieplan voor de financiering van duurzame groei, gericht op drie hoofddoelstellingen: het bevorderen van een langetermijnfocus voor de economie, het financieren van duurzame groei en het integreren van milieurisico's als een systematisch beleggingsrisico. Alle verordeningen die sindsdien werden aangenomen, zijn op deze drie doelstellingen gericht.
Bovendien effenen de SFDR-regelgeving en de EU-taxonomie het pad voor een duurzame financiële toekomst en wordt het gebrek aan normen en gemeenschappelijke definities aangepakt. De EU moet echter de ongewenste effecten van een te starre en onvoldoende flexibele regelgeving vermijden. Dit zou namelijk kunnen leiden tot een buitensporig en potentieel contraproductief geheel van procedures, administratieve lasten en reportingobstakels.
Als we kijken naar de huidige staat van de SFDR-regelgeving, dan stellen we enkele zwakke punten vast in de implementatie op het eerste niveau:
,li>
De enorme complexiteit van de teksten is duidelijk een probleem. Dit kwam nog meer tot uiting bij de late publicatie van de technische teksten die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening. Het is belangrijk te vermelden dat de jongste technische teksten (die eind februari werden gepubliceerd) nog niet definitief zijn en nog door het regelgevingsproces van de EU moeten worden goedgekeurd. De laatste tijd duiken hier en daar aanvullende teksten op die de technische teksten van de EU proberen toe te lichten. Deze aanvullende teksten benadrukken alleen maar de complexiteit en de interpretatieproblemen van de oorspronkelijke tekst.
De SFDR-regelgeving en de EU-taxonomie hebben ook als doel om 'green washing' te verminderen, wat ongetwijfeld een lovenswaardige inspanning is. De SFDR-regelgeving is voornamelijk gebaseerd op kwantitatieve gegevens, die nog niet volledig beschikbaar zijn voor de markten.
De verplichting om de duurzame doelstellingen en de bijbehorende KPI's te vermelden, in combinatie met de voornaamste gedetailleerde negatieve indicatoren waarover verslag moet worden uitgebracht, vermindert dit risico duidelijk. Wie zijn weg naar een duurzame beleggingsaanpak nog niet goed heeft uitgestippeld, zal het moeilijk hebben om zijn verbintenissen na te komen. Toch is zowel de SFDR-regelgeving als de EU-taxonomie sterk afhankelijk van kwantitatieve gegevens.
Een of twee kwantitatieve indicatoren zijn te beperkend en geven geen volledig beeld van een belegging of van de volledige impact van een economische activiteit. Dit is een uitdaging voor actoren zoals DPAM, die hun duurzame expertise baseren op een actieve en door onderzoek gestuurde aanpak met veel kwalitatief, diepgaand onderzoek. Het is veel te kort door de bocht om al dat werk in één of twee kwantitatieve indicatoren te gieten.
De inspanningen van de EU op het gebied van duurzaamheid mogen niet beperkt blijven tot een bedrieglijke 'afvink'-oefening, maar helaas loert zo een simplistisch resultaat om de hoek. Tot slot willen we er nog even fijntjes op wijzen dat we op zoek moeten naar bijna € 180 miljard per jaar om tegen 2030 het Europese programma voor duurzame ontwikkeling te financieren.