Navbar logo new
Macroscoop - Eerst Christine, nu nog Jerome
Calendar16 Mar 2021
Thema: Macro

Enguerrand Artaz, Fund Manager La Financière de l'Echiquier.

Tot voor enkele weken werd aan de vergadering van de Europese Centrale Bank (ECB) van maart weinig belang gehecht. Waarnemers keken wel uit naar de nieuwe inflatie- en groeivooruitzichten voor de eurozone, maar verwachtten niet echt een bijsturing van het monetair beleid. Door de recente stijging van de lange rente nam de inzet van de bijeenkomst echter sterk toe. Niettemin leek de kans op een verregaande ingreep klein. De Europese rente is namelijk vooral gestegen in het kielzog van de Amerikaanse, terwijl in Europa de groeivooruitzichten voor het eerste halfjaar bedrukt zijn en de inflatie nog steeds laag is.

Met de aankondiging dat de aankopen in het kader van het PEPP1 "tijdens het volgende kwartaal in een aanzienlijk hoger tempo worden uitgevoerd dan tijdens de eerste maanden van dit jaar" heeft de ECB waarschijnlijk het juiste evenwicht gevonden. Enerzijds waren de markten aangenaam verrast: de lange rente daalde en de risicopremie van de landen in de Europese periferie nam af. Anderzijds blijft de ingreep beperkt genoeg om niet gezien te worden als een overdreven reactie. Bovendien kan de centrale bank nu een tandje bijsteken tegen betere niveaus dan eind vorig jaar, aan de vooravond van wat een periode met veel nieuwe obligatie-uitgiften belooft te worden. Voorzitster Christine Lagarde lijkt dus geslaagd voor haar communicatietest.

Voor de Amerikaanse Federal Reserve (Fed) wordt die evenwichtsoefening een stuk moeilijker. Voorzitter Jerome Powell moet volgende[GF1] week namelijk twee tegengestelde krachten verzoenen. Enerzijds zitten de inflatieverwachtingen ontegensprekelijk in de lift. Door een combinatie van factoren is de kans heel groot dat de consumptieprijzen in de Verenigde Staten de komende maanden de hoogte in gaan. Het onlangs door het Congres goedgekeurde derde herstelplan reikt de Amerikaanse huishoudens nog eens 422 miljard dollar aan directe inkomenssteun aan, terwijl hun spaarquote in januari – ondanks een toename van de detailhandelsverkoop – al sterk gestegen is, tot meer dan 20% van het besteedbare inkomen.

Er is dus bijzonder veel geld voorhanden voor consumptie. Zelfs als een deel daarvan gespaard wordt en wellicht zijn weg vindt naar de financiële markten, gaat het nog om honderden miljarden dollars aan mogelijke consumentenbestedingen in de komende maanden. Dat zal de bedrijven, die hun aankoopkosten sterk zien toenemen – vooral voor vrachtvervoer, energie en onbewerkte grondstoffen – in staat stellen om hun verkoopprijzen op te trekken ... waardoor de consumptieprijzen zullen stijgen. Bovendien zal de inflatie tijdelijk in de hand gewerkt worden door basiseffecten, want de prijsevolutie op één jaar zal berekend worden tegenover het voorjaar van 2020, toen door de plotse stillegging van de economie de prijzen sterk daalden. Die inflatoire druk zou de Fed ertoe kunnen aanzetten zich minder verruimend op te stellen.

Anderzijds is de situatie op de arbeidsmarkt, die de Fed formeel tot beleidsdoel heeft benoemd, nog lang niet genormaliseerd. Gecorrigeerd voor de mensen die tijdens de crisis uit de arbeidsmarkt zijn uitgestroomd, bedraagt de werkloosheid ongeveer 8,5% (het officiële cijfer is 6,2%). De arbeidsparticipatie van wie alleen een diploma middelbaar onderwijs heeft, een van de drie indicatoren rond werkgelegenheid op het dashboard van Jerome Powell, is sinds oktober sterk afgenomen en nadert het dieptepunt van april 2020. Tot slot ligt het percentage niet-werkenden – werklozen en inactieven – met 42,4% nog steeds flink hoger dan tijdens het hoogtepunt van de vorige crisis (41,8%). In die omstandigheden kan de Fed haar steun aan de economie moeilijk afbouwen. Het wordt dus zoeken naar een zeer smalle middenweg tussen die twee uitersten.